28 februari 2019
Al geruime tijd loopt de ledenaanhang van de Nederlandse politieke partijen gestaag terug, overigens net zo als vrijwel overal elders in de Westerse wereld (zie figuur 1). In 2012 hadden de in de Tweede Kamer vertegenwoordigde partijen samen bijna 313.000 leden. Dit is minder dan de helft van de naar schatting 635.000 leden in 1950 – en dat terwijl sindsdien het aantal kiezers meer dan verdubbeld is. In 2013 en 2014 nam het ledental verder af tot een totaal van 295.443 op 1 januari 2015. Hiermee is voor het eerst het totale ledental onder de 290.000 leden gekomen. In 2017 is het gezamenlijk ledental aanzienlijk gestegen, vooral door toetreden van Forum voor Democratie (FvD), tot ruim 317.000 op 1 januari 2018. Deze partij, die bij de Tweede Kamerverkiezingen van 15 maart twee zetels behaalde, schreef in 2017 zo'n 21.000 nieuwe leden in. Op 1 januari 2019 telden de partijen volgens hun eigen opgave gezamenlijk 315.019 leden.
In 1960 waren de acht in de Kamer zitting hebbende partijen goed voor meer dan 730.000 leden. In deze periode was de Nederlandse samenleving sterk ‘verzuild’, dat wil zeggen dat grote delen van de bevolking zich op levensbeschouwelijke basis hadden georganiseerd. Tijdens de ontzuiling die in de jaren zestig op gang kwam, begon de teruggang van het ledental. In 1970 zaten er elf partijen in de Tweede Kamer, die samen in totaal nog 393.000 leden hadden. In het daaropvolgende decennium, toen politisering en polarisatie gepaard gingen met verhoogde politieke participatie, werd de schade enigszins hersteld: in 1980 was het gezamenlijke ledental (van eveneens elf partijen) weer gestegen tot ruim 430.000. In 1990 telden de negen vertegenwoordigde partijen 343.000 leden; in 2000 hadden de (eveneens negen) partijen er 292.000.
De door Geert Wilders geleide Partij voor de Vrijheid (PVV) is de eerste partij in de Nederlandse parlementaire geschiedenis die geen leden wenst.
Figuur 1. Gezamenlijk ledental van de partijen die in de Tweede Kamer zitting hebben per 1 januari, 1950-2019